Mantelzorgende dochter op straat gezet

Mevrouw Kloosterman is 42 jaar als ze weer bij haar vader gaat wonen. Zijn gezondheid gaat op dat moment hard achteruit. Mevrouw Kloosterman wordt zijn mantelzorger. Als hij jaren daarna komt te overlijden, dreigt mevrouw Kloosterman op straat te worden gezet.

Dat mantelzorgen was al niet bepaald makkelijk geweest. Een zware operatie vormde de aanleiding. Haar vader kon zichzelf daardoor niet meer verzorgen. Maar daarnaast begon hij tekenen van dementie te ontwikkelen; hij verloor steeds meer de grip op de realiteit.

Ondertussen was mevrouw Kloosterman zelf ook al niet van goede gezondheid. Ze heeft vanaf haar geboorte scoliose, en is vanwege een verlamming aan haar been aangewezen op een rollator. Kortom: het mantelzorgen was zwaar, maar dankbaar werk. Als haar vader zo verslechtert dat hij naar een verzorgingstehuis moet, blijkt de woningcorporatie minder dankbaar te zijn.

Deze heeft namelijk een vervelende boodschap voor mevrouw Kloosterman. Het huurcontract van de woning staat alleen op naam van haar vader. Omdat zijzelf nooit medehuurder is geworden, zal ze de woning moeten verlaten. De corporatie biedt haar wel een studio aan. Maar die blijkt zo klein dat ze daar niet uit de voeten kan met haar rollator: ze kan niet eens zonder gevaar door de deur. Mevrouw Kloosterman wijst het aanbod af, in de veronderstelling dat er een woning zal worden aangeboden die wel passend voor haar is.

Dat blijkt een misrekening. De woningnood is hoog, en mevrouw Kloosterman bungelt ergens onderaan de wachtlijst. Omdat ze de studio heeft afgewezen, komt ze ook niet in aanmerking voor urgentie. Dat die woning niet passend was voor haar, blijkt er niet toe te doen. Ook een inderhaast ingeschakelde advocaat krijgt geen beweging in de zaak. Ondertussen nadert de datum waarop ze de woning van haar vader zal worden uitgezet: nog twee maanden.

De zorgen nemen nu flink toe, en mevrouw Kloosterman blijft druk zoeken naar een woning. Pas als ze twee weken verwijderd is van uithuiszetting, belt ze met de Soresdienst. We sturen een vrijwilliger van de Soresdienst bij haar langs, en zo komen we tot deze reconstructie.

Onmiddellijke actie is geboden. We bellen met de woningcorporatie; we nemen de hele kwestie nog eens uitgebreid met ze door. Maar de corporatie blijft volhouden dat ze niets voor mevrouw kunnen betekenen; ze lijken wel klaar te zijn met mevrouw Kloosterman. We schakelen daarom over naar plan B. Een droevig, maar noodzakelijk plan. We melden mevrouw Kloosterman aan bij de daklozenopvang. Zelf regelt ze op ons advies een opslagbox voor haar bezittingen. Tja, we kunnen niet iedereen helpen zoals we dat zouden willen. De Soresdienst kan niet toveren. En er is nu eenmaal een enorm woningtekort in Nederland.

Maar dan komt een verrassend bericht, één dag voor de ontruiming: de  woningcorporatie heeft besloten om mevrouw Kloosterman alsnog een andere woning aan te bieden. Het blijft onduidelijk wat tot deze ommezwaai heeft geleid. Wat doet het er ook toe: mevrouw Kloosterman komt niet op straat terecht!